Ieder jaar komen er naar schatting 20.000 huilbaby’s ter wereld in Nederland. Ongeveer 5 procent heeft vermoedelijk een onderliggende medische aandoening. Dit betekent tegelijkertijd dat 95 procent van de huilbaby’s niet huilt omdat ze ziek zijn en “dat we dus voorzichtig moeten zijn met het 'medicaliseren' door bijvoorbeeld het voorschrijven van koemelkvrije voeding of refluxmedicatie”. Wel moeten we ouders serieus nemen als er medische zorgen zijn en daar is de unieke ABC-poli van het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein voor. “We halen de medische angel eruit”, vertelt kinderarts Ineke de Kruijff en initiatiefnemer van deze unieke polikliniek voor ouders en kind. In dit tweede deel spreken we met haar over de werkwijze van de ABC-poli, het belang van samenwerking met de huisarts en jeugdgezondheidszorg en een belangrijk project dat andere zorgprofessionals moet inspireren.
Volgens de internationale literatuur heeft 5 procent van de baby’s dus een onderliggende medische aandoening. De ABC-poli is aan het onderzoeken of dit getal ook voor Nederland klopt. “Dus we zijn bij meer dan 500 baby’s die zich ooit met de klacht excessief huilen bij ons hebben gemeld aan het kijken of daar in de jaren erna ooit nog een verklaring voor gekomen.” De resultaten van dit onderzoek worden waarschijnlijk eind 2024 gepubliceerd. Ineke denkt dat het percentage iets naar beneden zal worden bijgesteld maar niet 0 is. "Er zijn ernstig onderliggende aandoeningen die je echt niet wil missen. Een blaasontsteking of een hele zeldzame stoornis in de ontwikkeling, bijvoorbeeld.”
ABC-poli wil opname van baby juist voorkomen
Huilgezinnen zijn het beste te helpen als ze overal dezelfde hulp krijgen en door korte wachttijden te garanderen. “Wij willen dat als ouders medische zorgen hebben, zij binnen vijf dagen een afspraak bij ons kunnen krijgen. En dat is een ambitieus doel, want er zijn best veel verwijzingen.” Het is volgens Ineke van groot belang om vroegtijdig de medische angel eruit te halen, want huilbaby’s huilen anderhalf keer zo hard en met twee keer zoveel intensiteit, zo blijkt uit onderzoek van Ineke en haar team. “Dus ze huilen oprecht anders en ouders denken dat er iets helemaal mis is met hun baby.” Als ze dát denken, dan staan ze volgens haar ook niet open voor andere soorten hulp, zoals hulp bij inbakeren of hulp vragen bij het huishouden.
Maar waarin is de ABC-poli nu echt anders dan andere poli’s? Door de intensieve samenwerking met een medisch pedagogisch medewerker en korte lijntjes met de verwijzer, dus de huisarts of jeugdgezondheidszorg. De kinderarts doet het spreekuur samen met een medisch pedagogisch medewerker en deze kan nadat de medische angel eruit is gehaald dieper ingaan op dingen die ouders wél kunnen doen voor hun baby, zoals het inschakelen van sociale steun of het gebruik maken van de 5S-troosttechniek. Of de ABC-poli daadwerkelijk ouders beter helpt dan voorheen, daar loopt ook wetenschappelijk onderzoek naar. Hoe verloopt de zorg aan huilbaby’s, ervaren ouders bijvoorbeeld minder stress door de inzet van de ABC -poli? En gaat het aantal ziekenhuisopnames omlaag in de ziekenhuizen die op deze manier werken? Want een ziekenhuisopname vanwege huilen is eigenlijk het laatste wat de kinderarts wil. “Tenzij we twijfelen aan een medisch onderliggende oorzaak of ouders zó overbelast zijn en eigenlijk te laat bij de kinderarts komen. Wij willen de veiligheid voor het kind garanderen. Maar eigenlijk is een opname het laatste wat je wilt voor huilbaby’s. Deze kinderen kunnen namelijk ook onbedoeld ziek worden in het ziekenhuis en dit zijn nu juist de jonge baby’s die je niet het RS-virus of een buikgriep gunt.”
Samenwerken met huisarts en jeugdgezondheidszorg
De meerwaarde van de poli is volgens Ineke ook de verbeterde samenwerking met de huisarts en jeugdgezondheidszorg. Ouders met een huilbaby melden zich vaak bij één van beiden. Met beiden zijn speciale werkafspraken gemaakt zodat iedereen weet wat ze moeten doen. “Het ziekenhuis is er voor kinderen die ziek zijn, of misschien ziek zijn. Dat kunnen we goed. Maar als de kinderen niet ziek zijn, zijn ze thuis veel beter op hun plaats, met zorg dichtbij van de huisarts of jeugdgezondheidszorg.
Dus als ouders bij een jeugdarts of huisarts in de regio komen, dan stemmen die twee de regie af. Wie gaat dit gezin begeleiden? Vaak is voor deze groep de jeugdgezondheidszorg het meest aangewezen, ook omdat zij via de jeugdverpleegkundige zorg thuis kunnen inzetten. Als er medische zorgen zijn, kunnen ouders snel bij een ABC-poli in de regio terecht voordat er speciale voeding of medicatie is voorgeschreven. “Vandaar dat we een korte toegangstijd hebben. Want als ze bij mij komen, kan ik na een uitgebreid gesprek en lichamelijk onderzoek gelukkig vaak uitleggen dat speciale voeding of medicatie niet nodig is." Vaak is het een hele simpele, maar harde boodschap: het is vooral een kwestie van volhouden, het vele huilen gaat weer over, meestal tegen de leeftijd van 4-5 maanden. “Het is geen leuke boodschap, maar het is denk ik beter dan dat we speciale voeding of medicijnen in baby’s stoppen die ze eigenlijk niet nodig hebben.”
Maar gelukkig krijgen ouders voldoende handvatten mee naar huis. Dat kan inbakeren of de 5S-methode, zijn, of misschien is het verstandig om een huilbaby eerder bijvoeding te geven. De medisch pedagogisch zorgverlener laat vaak tijdens het consult zien hoe ouders de 5S-methode kunnen toepassen. “Zij zien dan ook ter plekke dat het werkt. Het is voor ouders heel bijzonder om te zien dat hun baby aan het einde van het consult ineens op de onderzoeksbank ligt te slapen. Dat is wel echt gaaf.” Het toepassen van deze 5S-troosttmethode door de jeugdgezondheidszorg wordt op dit moment in de regio Amsterdam wetenschappelijk onderzocht. Ineke hoopt dat in de toekomst deze methode als effectieve interventie in de jeugdgezondheidszorg in heel Nederland wordt toegepast .
Leertraject sociale geboortezorg in het ziekenhuis
Vanuit het landelijke programma Kansrijke Start is het Leertraject Sociale Geboortezorg in het ziekenhuis in het leven geroepen. Een speciaal programma waarin zorgverleners van ziekenhuizen niet alleen naar gezondheidsproblemen van mensen kijken, maar ook naar hun sociale situatie. Artsen en verpleegkundigen leren hoe ze sociale problemen kunnen herkennen en hoe ze deze mensen het beste kunnen helpen. Ineke is heel enthousiast over dit project, waarin zij, samen met een jeugdarts en beleidsmedewerker van de gemeente Utrecht de kans krijgt te leren van anderen en ook anderen kan inspireren met de regionale samenwerking rondom huilbaby’s. Zo leren niet alleen aanwezige gynaecologen, kinderartsen en jeugdartsen over dit unieke initiatief, maar zijn ook beleidsmedewerkers van gemeenten en belangenorganisaties ervan op de hoogte. “Een super mooie kans. Wat ik natuurlijk hoop is dat iedereen straks zo’n ABC-poli met bijbehorende aanpak wil. Het moet straks niet uitmaken waar je in Nederland komt met je huilbaby, zolang je op een goede, uniforme manier geholpen wordt.”
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky